Spring naar de inhoud

Wetsontwerp Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) biedt weinig hoopvolle perspectieven

Op 27 mei heeft de regering het ontwerp van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze wet moet per 1 juli 2006 in werking treden.

De aanloop

Het hele veld van overheden, dienstverleners, belangenorganisaties, ondersteuningsinstituten, adviesbureaus etc. praat al maanden over de wet, alsof die er al is. Maar hoe hij er precies uit gaat zien, wanneer hij van kracht wordt en hoe verantwoordelijkheden, rechten en plichten zijn geregeld was nog steeds niet bekend. De betrokkenheid van met name de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) was zo intensief dat Tweede Kamerleden van praktisch alle fracties er openlijk aan gingen twijfelen of ze zelf nog wel een rol zouden spelen in het wetgevingsproces en nog wel invloed zouden hebben op de gang van zaken. De staatssecretaris van VWS en de VNG waren volgens de kamerleden al afspraken aan het maken over de datum van invoering van de wet en over de voorwaarden waaronder de wet tot uitvoering zou kunnen komen.

Op 21 april vergaderde de Vaste Kamercommissie van VWS over de contouren van de wet. In het vervolg van dat debat op 26 mei bleken er bij de Kamerleden nog erg veel vragen te bestaan over de inhoud van de wet en over de zaken die nu wel en die juist niet in een landelijke wetgeving terecht zouden moeten komen. Er werden allerlei signalen gegeven over de criteria die fracties zouden hanteren bij de beoordeling van een wetsvoorstel.

Niet best

Nu het wetsontwerp er ligt kunnen we beoordelen of en zo ja op welke punten rekening gehouden is met de wensen van kamerleden maar ook met die van de maatschappelijke partijen die de laatste maanden hun zegje hebben kunnen doen. De eerste conclusie kan niet anders zijn dan dat de sombere voorgevoelens die organisaties van ouderen, gehandicapten en patiënten over de voornemens van de regering hadden terecht waren. Ook aan veel wensen van kamerleden is naar mijn mening in het ontwerp niet of nauwelijks tegemoet gekomen. Alleen de VNG kan echt tevreden zijn. Vanzelfsprekend is het afwachten hoe het debat loopt nu het wetsontwerp er echt is en of het tij nog ten goede zal keren.

Beleidsdoelstellingen en criteria

Over de beleidsdoelstellingen van de regering zal weinig verschil van opvatting bestaan. Dat zijn: zoveel mogelijk mensen mee laten doen in de samenleving; de verantwoordelijkheid voor het beleid zo veel mogelijk leggen in de omgeving waar de burgers wonen en werken (dus bij de gemeenten); meer samenhang aanbrengen in de voorzieningen en waar mogelijk overbodige regels en procedures wegnemen.

Tijdens de debatten in de kamercommissie zijn daaraan criteria en voorwaarden toegevoegd die meer aansluiten bij onze wensen. Wij noemen de volgende:

  • zorg er voor dat de invoering van de wet zorgvuldig is en geen haastwerk wordt;
  • de huishoudelijke zorg mag uit de AWBZ overgeheveld worden naar de Wmo, indien de pilots (proefprojecten) daartoe aanleiding geven;
  • leg vast dat de gemeenten een zorgplicht hebben voor hun burgers en daarmee ook dat burgers recht op zorg hebben;
  • geef de burger de vrijheid om zelf te kiezen voor een voorziening en de leverancier ervan;
  • geef de burger de vrije keuze om gebruik te maken van een voorziening in natura of van een persoonsgebonden budget (PGB);
  • draag de financiële middelen geoormerkt over aan de gemeenten zodat ze ook naar hun bedoeling besteed worden;
  • geef een garantie voor cliëntenparticipatie door plaatselijke belangenorganisaties;
  • leg in de wet de kwaliteitscriteria vast die aan voorzieningen en aan de zorg-en dienstverlening moeten worden gesteld.

Het belang van de burger

De meeste punten zouden in de wet opgenomen moeten worden. We voegen daar een criterium aan toe dat in de kamercommissie het sterkst tot uitdrukking werd gebracht door D’66: ‘wat schiet de burger er eigenlijk concreet mee op als de wet er alleen op gericht is de bestuurlijke verhoudingen tussen rijk en gemeenten te regelen?’ Of zoals meer fracties lieten horen: de wet moet er wel toe leiden dat de burgers kunnen blijven vertrouwen op goede zorg en goede voorzieningen. Tenslotte waren het CDA en de PvdA het meest duidelijk in hun stellingname dat de beleidsvrijheid van de gemeenten zo groot mogelijk zou moeten worden. Op dat niveau kan immers het beste maatwerk geleverd worden: de afstand tussen burger en bestuur is daar heel klein. Daarbij tekenen wij aan dat er kort geleden tijdens een bijeenkomst over de WMO van de NVBS-afdeling Leiden en Visio-Zuidwest-Nederland op gewezen werd dat met de schaalvergroting door fusies van gemeenten de afstand tussen bestuur en burger juist weer groter wordt.

Maximale beleidsvrijheid voor gemeenten

Op basis van het wetsvoorstel is er maar één conclusie mogelijk: de beleidsvrijheid van de gemeenten wordt op praktisch alle onderdelen zeer groot. In de Memorie van Toelichting wordt bij herhaling gewezen op het ‘dominante sturingmodel’ waarbinnen het aantal voorschriften waar de gemeenten aan gebonden worden tot een minimum moet worden beperkt.

De gemeente kan zelf bepalen welke voorzieningen er moeten zijn, in welke vorm deze worden verstrekt en aan welke kwaliteitsnormen zij moeten voldoen. Dat zal dus niet landelijk worden bepaald. Wat betreft het overhevelen van onderdelen van de AWBZ naar de Wmo zegt de regering dat de AWBZ terug moet naar de oorspronkelijke doelstelling: een volksverzekering voor risico’s die particulier niet te verzekeren zijn. De aanspraak op huishoudelijke verzorging vervalt daarom per 1 juli 2006 en in een later stadium (na 2007) zal dat ook gelden voor de aanspraken op ondersteunende en activerende begeleiding. De gemeenten zullen gaan bepalen of en onder welke voorwaarden op grond van de Wmo burgers een beroep op deze voorzieningen kunnen doen.

Naast het motief dat deze verandering noodzakelijk is om de AWBZ betaalbaar te houden zegt de regering dat mensen die dat kunnen veel meer dan nu zelf oplossingen moeten bedenken in de eigen sociale omgeving. Het wetsvoorstel wil ruimte bieden voor meer particulier initiatief om elkaar te ondersteunen. Alleen als mensen en hun omgeving dat niet zelf kunnen – ter beoordeling van de gemeente dus – heeft de gemeente de verantwoordelijkheid om deze ondersteuning te organiseren. Volgens de regering kan alleen op lokaal niveau worden vastgesteld wat nodig is voor een behoorlijke zelfredzaamheid van de burgers en voor een behoorlijke maatschappelijke participatie.

Daarom wordt een maximale beleidsvrijheid gegeven aan de gemeenten. De regering ziet wel dat er zaken zijn die zo essentieel zijn voor burgers dat ze het verschil kunnen uitmaken tussen het kunnen meedoen en het aan de kant staan. Genoemd worden een rolstoel of een scootmobiel voor wie niet kan lopen. Ten aanzien van de huishoudelijke verzorging en de rolstoel en scootmobiel geldt echter slechts voorlopig voor maximaal twee jaar een zorgplicht die daarna geheel vervalt. In een Verordening bepaalt de gemeente dan wie wanneer recht heeft op deze voorzieningen, dus ook de criteria voor zelfredzaamheid en behoorlijke maatschappelijke participatie. Bovendien kan de gemeente zelf bepalen of voorzieningen via een PGB kunnen worden verstrekt of niet. De keuze ligt dus niet meer bij de burger.

Rechtsongelijkheid en geen keuzevrijheid

Het gevolg is in ieder geval dat verwacht kan worden dat er grote verschillen zullen gaan optreden tussen de gemeenten. De regering tilt daar volgens de Memorie van Toelichting niet zo aan want de bedoeling is dat de gemeenten door de verplichting om hun prestaties openbaar te maken wel op elkaar zullen gaan letten. Ze willen – is de veronderstelling – niet als negatief te boek komen staan en daarom een ruimhartig beleid toestaan. Van enige rechtszekerheid voor de burger zal echter geen sprake zijn.

Ook de keuzevrijheid van de burger is beperkt. De gemeente kan zelf bepalen of zij ruimte biedt aan de burger om een beroep te doen op een persoonsgebonden budget. De gemeente is niet verplicht aan de burger een keuze te bieden uit verschillende voorzieningen. Zolang de keuze onderbouwd is en afgewogen tegen het feit dat daarmee de keuzevrijheid van de burgers in kwestie nihil is – zoals in de Memorie van Toelichting letterlijk staat!! – kan de gemeente ervoor kiezen een bepaalde voorziening slechts in één type te leveren. De vrijheid van de gemeente houdt ook in dat zij zelf kan bepalen of en zo ja welke criteria gesteld kunnen worden aan de kwaliteit van de voorzieningen. Vooralsnog blijft de Kwaliteitswet zorginstellingen van toepassing voor de onderdelen van de AWBZ die naar de Wmo overgaan. Dat geldt dus bijvoorbeeld voor de huishoudelijke verzorging maar ook op dit punt zal de gemeente straks zo veel mogelijk vrij worden gelaten.

Opmerkelijk is dat de gemeente zich naar het Rijk nauwelijks behoeft te verantwoorden voor het gevoerde beleid. De verantwoording kan beperkt worden tot een beredeneerde en onderbouwde uitleg van het beleid en de prestaties die daarvoor geleverd zijn. De beoordeling van de geleverde prestaties wordt overgelaten aan de gemeenteraad.

Wat gaat er nu gebeuren?

Het wetsontwerp zal waarschijnlijk in oktober of november in de Tweede Kamer behandeld worden. Het streven is erop gericht nog voor het zomerreces van de Kamer de schriftelijke voorbereiding te laten plaatsvinden. De maatschappelijke organisaties krijgen in een aantal hoorzittingen de gelegenheid hun commentaar te leveren. Ondertussen gaat het Ministerie voortvarend door op de ingeslagen weg om de wet zo snel en zo soepel mogelijk in te voeren. Er is dus geen aanleiding te gaan zitten wachten.

Wat gaat de Federatie doen?

De beoordeling van het wetsvoorstel kan – zoveel zal duidelijk zijn – niet positief zijn. In zeer veel opzichten doet het voorstel tekort aan de belangen en rechten van patiënten en gehandicapten. De snelheid waarmee de Wmo moet worden ingevoerd zal veel onduidelijkheden en daarmee onrust opleveren, temeer omdat veel gemeenten – ook naar eigen inzicht – nog lang niet gereed zijn om de nieuwe taken aan te pakken en daarvoor de verantwoordelijkheid te kunnen nemen. Er is dus voldoende aanleiding tot actie om verbetering in de wet tot stand te brengen. Daarbij zal de Federatie – evenals in de afgelopen maanden – vooral haar inbreng leveren in de standpuntbepaling van de CG-Raad en van andere belangenorganisaties van ouderen en mensen met een handicap. De criteria voor onze inzet zijn hiervoor al aangestipt.

Afhankelijk van de situatie zal de Federatie specifieke punten voor blinden en slechtzienden inbrengen. Hiertoe behoort in ieder geval het volgende. In de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp staat dat sommige zaken van zo essentieel belang voor burgers kunnen zijn, dat ze het verschil uitmaken tussen het kunnen meedoen en aan de kant staan. De wet biedt hiervoor slechts een tijdelijke voorziening maar verder wordt het beleid geheel overgelaten aan de gemeenten. Er is geen waarborg dat het criterium dat de staatssecretaris zelf hanteert (meedoen en niet aan de kant staan) ook onderdeel zal zijn van gemeentelijk beleid. De fysieke toegang tot voorzieningen, een adequate vervoersvoorziening en toegang tot informatie in een aangepaste leesvorm zijn voor mensen met een visuele beperking basisvoorwaarden voor maatschappelijke participatie en meedoen. Als de wet hiervoor geen garanties biedt en ook de gemeenten dat niet hoeven te doen dan wel dit ongestraft kunnen nalaten is er een groot risico dat er eerder sprake is van uitsluiting dan van het bieden van mogelijkheden tot meedoen. Maatschappelijke participatie en meedoen beperken zich immers niet tot de gemeentegrens!

In de geest van de wet – onderlinge vergelijking zal gemeenten brengen tot beter beleid – zal de Federatie vaker een beroep gaan doen op onze (kader) leden om ons te informeren over goede en ook slechte voorbeelden van gemeentelijk beleid. Mede op basis van de reacties op de vragenlijst die wij in mei hebben uitgezet zullen wij bekijken op welke wijze de Federatie de kaderleden kan bijstaan.

Invloed op gemeentelijk beleid

De staatssecretaris liet in het debat weten dat zij er alle vertrouwen in heeft dat de gemeenten zorgvuldig zullen omgaan met hun nieuwe bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De toekomst zal leren of dat vertrouwen terecht is. Hoe de wet er na de parlementaire behandeling ook precies gaat uitzien, zeker is dat gemeenten op meer terreinen een rol zullen spelen in het beleid dan tot nu toe en ook taken van de landelijke overheid gaan overnemen.

Er is dus alle aanleiding veel energie te steken in belangenbehartiging op lokaal terrein en het wijzen van politici en ambtenaren op specifieke aandachtspunten voor blinden en slechtzienden. In de praktijk blijkt dat veel kaderleden van de participanten daarin al actief zijn. Een eerste indruk van de antwoorden op onze vragenlijst die wij begin mei hebben uitgezet, geeft aan dat er behoefte is aan informatie en ondersteuning op die terreinen die specifiek met de visuele handicap te maken hebben.

Een belangrijke stap daarvoor is al gezet met de uitgave van de notitie “Effectieve belangenbehartiging voor mensen met een visuele beperking op regionaal en lokaal niveau; een handreiking in de aanloop naar de Wmo”(aan te vragen via
info@sb-belang.nl). Uit veel reacties hebben wij kunnen opmaken dat met deze notitie in een grote behoefte wordt voorzien en dat die ook al op allerlei niveaus gebruikt wordt. Er is een groot aantal punten waarop gelet kan worden bij de beoordeling van het gemeentelijke beleid. Indien de gemeente met deze aandachtspunten geen rekening wil houden is er helaas geen mogelijkheid daartegen in het geweer te komen met een beroep op de Wmo. De politieke discussie zal dan plaatselijk gevoerd moeten worden.

Samenwerking en ondersteuning

Overal in het land worden activiteiten ontplooid die – met het oog op de Wmo – moeten leiden tot versterking van de belangenbehartiging. In veel regio’s worden lokale belangenbehartigers ondersteund door regionale ondersteuningsorganisaties, zoals RPCP’s en Mee’s. Inmiddels hebben we al een aantal voorbeelden gezien van regionaal ontwikkelde handleidingen. Wij adviseren kaderleden vooral op het regionale niveau een beroep te doen op deze organisaties en waar mogelijk samenwerking te zoeken.

Gemeenteraadsverkiezingen

In maart 2006 zijn er gemeenteraadsverkiezingen. Het is natuurlijk van groot belang alles in het werk te stellen invloed te krijgen op de programma’s van partijen. Ook dat zal een kwestie moeten zijn van plaatselijke inbreng. De genoemde handreiking van de Federatie kan daarvoor heel goed gebruikt worden voor het inbrengen van onze gezichtspunten. Ook RPCP’s zijn hiervoor onontbeerlijk. Bovendien heeft het Programma Versterking Cliënten Positie (VCP) – een initiatief van de CG-Raad en de Federatie van Ouderverenigingen (FvO) – een handreiking samengesteld met een aantal strategische tips en suggesties (www.programmavcp.nl).

Met betrekking tot de aanloop naar de Wmo signaleren wij echter ook een probleem: op welk moment stellen gemeenten hun verplichte beleidsplan voor het Wmo-beleid op? Wordt dat gedaan door de gemeenteraad in de samenstelling van voor de verkiezingen of die van na de verkiezingen? Heeft het dan wel nog zin invloed uit te oefenen op verkiezingsprogramma’s? De zaken zijn toch al gedaan? Wat dat betreft zou het veel beter zijn indien de ingangsdatum van de Wmo wordt verlegd naar 1 januari 2007.

Tenslotte nog een opmerking over de positie van ‘onze’ regionale instellingen. Zij zullen zich evenals andere aanbieders van zorg en diensten in de nieuwe situatie moeten aanbieden als leverancier op een concurrerende markt. De gemeenten hebben voor een gedeelte hun lot in handen. Er zal geen verplichting meer zijn om kwaliteitseisen te stellen aan diensten en producten. Een gemeente kan bepalen welke leverancier voor welke diensten wordt ingeschakeld. Onze zorg zal moeten zijn dat wij een beroep kunnen blijven doen op dienstverlening die aansluit bij de specifieke eisen die gesteld moeten worden. De vraag zal daarom aan de orde kunnen komen of het wegnemen van de keuzevrijheid van de cliënt voor ons wel acceptabel is. Het is te hopen dat die vraag ook in de politieke discussie aan de orde komt.

De Wmo zal ons nog lang bezighouden. In ieder geval via de Berichtenservice en Kortschrift blijven wij u informeren.

Bron:
Kortschrift nummer 29, juni 2005

Over de auteur

Ad van der Waals

Voeg reactie toe

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Een helder geluid, een kritische blik en betrouwbare informatie

Recente artikelen

Rubrieken

Over Oog voor Nieuws

Oog voor Nieuws: Een kritische kijk op nieuws voor mensen met een functiebeperking.

Onbeperkt informatief: Omdat een handicap onze blik op nieuws niet vertroebelt.

Ontvang de laatst verschenen artikelen in je mail

Voer je e-mailadres in om je in te schrijven en e-mailmeldingen te ontvangen van nieuwe artikelen.

Voeg je bij 3 andere abonnees