Oog voor Nieuws

De denker en de doener: Geleidehond en hulphond

Het overkomt de hulphond wel eens dat hij voor een geleidehond wordt aangezien. Zo op het oog hebben de honden inderdaad veel van elkaar weg. Wie echter dieper doordringt in de wereld van de hulphond en de geleidehond zal ontdekken dat meer nog dan elkanders evenknie, zij tegenpolen zijn. “De hulphond doet wat hem in de genen zit, terwijl een geleidehond doet wat genetisch niet is ingebakken”.

De denker en de doener

Onlangs nog, werd tijdens een bijeenkomst van doven en slechthorenden aan de instructeurs van Hulphond Nederland gevraagd wat zij kwamen doen. De deelnemers waren doof, toch niet blind? Die verwarring is wel een beetje begrijpelijk. Onder zowel geleidehonden als hulphonden vindt men voornamelijk labradors en golden retrievers en kruisingen van beide rassen, een handvol Duitse en witte herders en een enkele poedel. Beide zijn herkenbaar als werkhond, de één door het geleidetuig, de ander door een dekje. Zelfredzaamheid, zelfstandigheid, weer kunnen meedoen en eigenwaarde blijken de steekwoorden die de levenstaak van zowel de hulphond als de geleidehond typeren.

Voor alle duidelijkheid, de Stichting KNGF Geleidehonden leidt honden op voor blinde en slechtziende mensen. Stichting Hulphond Nederland leidt óók honden op, maar dan voor mensen met een lichamelijke handicap en daarnaast, in mindere mate, voor dove en slechthorende mensen.
In gesprek met instructeur Ingrid van Deelen, van Hulphond Nederland en met Irma van Hoeven, instructeur van KNGF Geleidehonden komen de overeenkomsten, maar vooral ook de verschillen boven tafel.

Trekken en volgen
Vanaf de geboorte zijn zowel geleidehonden als hulphonden voorbestemd voor hun toekomstige taak. In het pleeggezin, waar de pups van beide scholen al op een leeftijd van 7 weken naar toegaan, worden ze voorbereid op de opleiding die ze op een leeftijd van ongeveer 14 maanden beginnen.
In het pleeggezin wordt al een cruciaal verschil duidelijk. De hulphond, die straks zijn baas naast de rolstoel zal gaan begeleiden, mag absoluut niet trekken.
Het gastgezin heeft de handen vol om de pup dit tijdens het eerste jaar af te leren. De geleidehond moet straks het voortouw nemen in het leiden van zijn baas. Zijn pleeggezin krijgt daarom de opdracht om de hond juist te láten trekken. Zij hebben daar dan weer een hele kluif aan. Een aspirant geleidehond mag niet met ballen spelen om te voorkomen dat hij té dol wordt op de bal en er later ook te pas en te onpas achteraan gaat. De hulphond mag dat juist weer wel. Apporteren wordt straks een hoofdmoot van zijn functie.

Voordeel?
Beide scholen trainen de honden op een positieve manier waarbij de beloning van goed gedrag centraal staat. Voor het aanleren van commando’s maakt Hulphond
Nederland onder andere gebruik van de clickermethode. Doet de hond iets goed, dan maakt de instructeur een geluidje met de clicker. Meteen daarna krijgt de hond een brokje ter beloning, waardoor hij het klikgeluid ook als beloning ervaart. Ingrid van Deelen:”Het grote voordeel van deze methode is dat de hond over het algemeen sneller leert en later bij de cliënt gemakkelijker iets nieuws aangeleerd kan worden. De nazorginstructeur geeft dan de eerste aanzet, waarna de cliënt hiermee zelf verder kan trainen.”
Een ander voordeel van de clickermethode is dat de hond gefixeerd raakt op zijn baas. In de hoop dat er nog een klikgeluid en dus een brok te scoren valt, zal hij de baas steeds goed in de gaten houden. Voor een hulphond die er altijd alert op moet zijn of hij nodig is, is dat ideaal.

“Voor ons is dat juist een groot nadeel”, zegt Irma van Hoeven. “Een geleidehond moet natuurlijk wel met zijn baas bezig zijn, maar zijn aandacht moet vooral vóór, boven en naast hem zijn. Hij moet vooruit kijken en bezig zijn met z’n omgeving. Door de clickermethode te gebruiken bestaat het risico dat je een hond creëert die constant naar zijn baas loopt te kijken. Zo’n hond laat bij wijze van spreken z’n baas overal tegenaan lopen.” ” Daar komt bij, dat wij een methode willen gebruiken die de geleidehondgebruiker later zelf kan voortzetten. Effectief clickeren en belonen staat of valt met een goede timing. Onze doelgroep kan niet zien wat de hond doet, dus zijn zij altijd te laat.” Geleidehonden worden met brokjes, de stem en spel beloond voor hun goede prestaties. Dat wil niet zeggen dat geleidehonden nooit een riem- of stemcorrectie krijgen.
“Stel je voor”, schetst Irma, “dat je op de rand van een talud staat en de hond wil naar beneden springen. Dan kunnen we uiteindelijk niet volstaan met hem weg te leiden en met een koekje te belonen. Dan moet hij écht weten, dit mag nooit! Draait de hond na de correctie weg en neemt hij een andere route, dan wordt hij natuurlijk wel de hemel in geprezen.”

Ieder zijn vak
In een notendop is de taak van de hulphond om te assisteren bij algemene dagelijkse levensactiviteiten. Hij opent deuren, bedient lichtknopjes, haalt de was uit de machine, helpt met aan- en uitkleden en nog heel veel meer. De hulphond is een echte doener die op commando alles wat hij geleerd heeft voor zijn baas uitvoert.
De geleidehond wordt opgeleid om zijn baas veilig door het verkeer te geleiden en daarbij oriëntatiepunten aan te geven zodat de baas zijn route kan bepalen.
Een geleidehond kent ook een heel scala aan commando’s, vooral om dingen te zoeken, zoals een zebra, brievenbus of zitplaats, maar bij lange na niet zoveel als de hulphond. In tegenstelling tot zijn ‘hulpcollega’ leert de geleidehond vooral zelfstandig te werken, zonder commando’s.
Irma: “Een geleidehondgebruiker kan niet zien dat er fietsen staan waar hij linksaf wil. De hond beslist dan dat op die plek linksaf gaan geen optie is én bedenkt een alternatief.”
Waar de hulphond een commando van zijn baas onvoorwaardelijk opvolgt, zal de geleidehond soms moeten besluiten ‘ongehoorzaam’ te zijn en een commando te weigeren als dat gevaar voor zijn baas betekent.

Het goede profiel
Hoewel beide organisaties dezelfde rassen opleiden, hebben ze ieder een heel ander type hond nodig.
Ingrid van Deelen: “Wij willen graag werklustige, zachtaardige honden die voortdurend opletten of hulp nodig is. Golden retrievers komen het dichtst in de buurt van het ideale profiel. Een beetje zelfstandigheid mag. Als er iets onder de kast valt, is het fijn als de hond een oplossing bedenkt om het te pakken. Hij moet er niet naast gaan zitten met een snuit van: ‘zo, da’s moeilijk!’. Met ’te zelfstandig’ kunnen wij niets. Zo’n hond, die als zijn baas onder de douche zit, vast z’n bak en brokken haalt, zichzelf uitlaat en en passant de thuiszorg binnenlaat. Dat soort honden nemen bij wijze van spreken het huishouden over.”

Té zelfstandige honden kan ook KNGF Geleidehonden niet gebruiken, maar de ene zelfstandigheid blijkt de andere niet te zijn. Irma van Hoeven: “Een te zelfstandige hond is voor ons een hond die teveel met zijn eigenbelang bezig is. Een hond die zomaar oversteekt bijvoorbeeld, omdat hij aan de overkant een kat ziet.
Een initiatiefrijke, weerbare hond hebben we wel graag. Wij maken veel gebruik van labradors en kruisingen met dat ras omdat die vaak stoerder zijn dan de golden en minder snel onder de indruk. Té zelfstandig zijn ze bij ons niet zo snel. Van een geleidehond wordt mentaal nog al wat gevraagd. Hij moet een groot probleemoplossend vermogen hebben. Hij moet zelf bedenken dat hij bij een wegafsluiting 50 meter door moet lopen als daar wel een gaatje is.
Het moeilijkste dat we van hem vragen is om een commando te weigeren. Dat gaat recht tegen zijn natuur in, die er op ingesteld is de ranghoogste, zijn baas dus, te gehoorzamen.”

“Volgens mij”, oppert Ingrid, “is dát het belangrijke verschil tussen onze honden. Een hulphond doet wat hem in de genen zit, apporteren en aan dingen trekken.
Van die natuurlijke drang maken wij gebruik. Van een geleidehond wordt gevraagd wat niet genetisch ingebakken is. Dat maakt het werk van een geleidehond psychisch belastend.”
Irma knikt. “Na een paar maanden in de opleiding denkt de hond te weten wat van hem verwacht wordt. Vervolgens gaan wij dingen van hem vragen die niet kunnen.
Eerst beloonden we hem als hij bij het commando ‘vooraan’ ging lopen en nu mag dat ineens niet meer als we hetzelfde commando geven vóór een wegopbreking.
Dat deel van de opleiding is voor de hond en de instructeur moeilijk, maar wel noodzakelijk. Eén foute beslissing van de hond kan grote gevolgen hebben voor zijn baas.”
Bij de hulphond zit de moeilijkheid vooral in de hulpvraag die per cliënt zeer specifiek is.
Ingrid: “De capaciteiten van de hond moeten exact overeenkomen met de behoefte van de gebruiker. Dat kan heel ver gaan. Er zijn cliënten die de hond met de mond aan- en aflijnen. Sommige honden willen niet zo dicht bij mensen komen. We moeten dus altijd een perfect passende hond zoeken.”

Door één deur
Zowel Hulphond Nederland als KNGF Geleidehonden besteedt veel aandacht aan het combineren van de gebruiker en de hond. De vraag van de hulphondgebruiker moet naadloos aansluiten bij de talenten van de hond. Ingrid: “Al onze honden willen apporteren, maar niet alle honden willen álles apporteren. Kleine voorwerpen, metaal en etenswaren zijn vaak lastig. Als je een rookworst laat vallen, wil je hem toch wel graag heel terug. Niet iedere hond is daar even sterk in. Wij bekijken welke hond voor welke taken het beste trainbaar is.”
Bij geleidehonden is het belangrijk dat het looptempo overeenkomt met dat van de toekomstige gebruiker. Het tempo van de hond is een gegeven dat niet te trainen valt. Anderzijds is het voor de geleidehondgebruiker niet prettig zich altijd te moeten aanpassen. Ze moeten er dus het zelfde tempo op nahouden . Bovendien moeten werkvraag- en aanbod kloppen. Heel actieve geleidehondgebruikers krijgen heel werklustige honden, de meer gematigde types gaan naar bazen die minder ondernemen. Voor hulp- en geleidehond geldt dat het karakter bij dat van de toekomstige baas moet passen om samen letterlijk én figuurlijk door één deur te kunnen.

Zo verschillend en toch zo gelijk
De hulphond doet wat de baas van hem vraagt, de geleidehond denkt daar eerst over na. De hulphond is de zachtaardige doener, de geleidehond de stoere denker. Beide zijn vriendelijk, attent, betrouwbaar en behulpzaam.
Ingrid: “Het mooiste vind ik de verhalen van de cliënten. Iedereen heeft zijn eigen verhaal. ” “Geen cliënt is hetzelfde”, beaamt Irma. “Voor iedereen heeft de hond weer een andere betekenis.”

Ze moeten weer door. Ingrid naar Herpen en Irma naar Amstelveen om hun honden te gaan trainen.
Ik kijk ze na en denk aan wat ze zeiden; dat iedere cliënt uniek is, geen verhaal hetzelfde en dat de hond voor iedereen iets anders betekent. Ze hebben gelijk, maar toch ook weer niet. Want wie goed luistert naar het verhaal van de geleidehondgebruiker en de hulphondgebruiker hoort tussen de woorden door eenzelfde verhaal. Het verhaal van onafhankelijkheid, eigenwaarde, zelfvertrouwen en een onverbrekelijk verbond tussen mens en dier.

Bron:
KNGF Geleidehonden Ten Geleide, winter 2005/2006

Mobiele versie afsluiten